Persoonlijk verslag van de Petit Tour de France 2009
Van 8 tot en met 12 juni 2009 werd, onder auspiciën van destijds nog RTV Steenwijk, de Petit Tour de France (PTdF) 2009 gereden. Deze tocht is een vijfdaagse rit van ruim 900 km, gemiddeld zo’n 185 km per dag, waarin uiteindelijk ongeveer 2.300 hoogtemeters moeten worden overwonnen. De tocht voert van het Nederlandse Valkenburg naar het Franse Morzine. Tijdens de Tour worden maar liefst zes landen en vijf berg(achtige) streken met een zeer gevarieerd landschap doorkruist.
door Theo Stappaerts, RWC Reusel
Voorbereiding
Als je dit zo leest, dan is het duidelijk dat er enige voorbereiding vereist vooraleer aan een dergelijke tocht kan worden begonnen. Dat geldt zeker voor een niet-klimmer zoals ik.
Het was al mijn bedoeling om deze tocht in 2008 al te rijden, samen met nog een stel andere leden van mijn wielerclub (RWC Reusel). Een klaplong gooide dat jaar echter roet in het eten. Na de noodzakelijk revalidatie besloot ik om dan maar aan de editie van 2009 mee te doen. In het besef dat het geen sinecure zou zijn, en gelet op mijn inactiviteit in 2008, werd in het voorjaar 2009 al vroeg gestart met de voorbereidingen. Gelukkig kreeg ik hierbij alle steun van het thuisfront. Menig weekeinde werd opgeofferd voor de fiets, waarbij ook een aantal malen Zuid-Limburg en de Ardennen werd aangedaan. En natuurlijk stonden er ook meerdere lange toertochten op het programma, met als afsluiter de ‘Bilzen Classic’. Toen na deze voorbereiding bleek dat ‘het gevoel’ goed was, kon ik met een gerust hart de uitdaging van de PTdF aangaan, dat dacht ik toen tenminste.
Samenkomst in Valkenburg
Op zondagavond werd ik door Marianne, mijn vrouw, weggebracht naar het Hotel 2000 in Valkenburg. Daar zouden de deelnemers aan de PTdF samenkomen. Er waren er al enkele aanwezig en in de loop van de avond zouden zich nog meer dapperen bij ons voegen, zo ook de de volgende ochtend . Tijdens die eerste avond bleek dat er een flink aantal renners al eerder aan de PTdF had meegedaan. Uit de stoere verhalen kon worden afgeleid dat me heel wat te wachten stond. Mijn geruste gevoel maakte plaats voor twijfel. Die nacht leek ik niet te kunnen slapen. Toch was het geen probleem om vroeg op te staan en na een goede lunch van start te gaan. “We zullen wel zien” en “als je je maar kalm houdt” hield ik mezelf voor.
Vertrek
Om half acht werd het startsein gegeven. De eerste 15 à 20 km werd in groep gereden vanwege het drukke verkeer. Toen we op wat rustigere wegen waren beland, werd de rit vrijgegeven en kon ieder zijns of haars (er reden twee dames mee) weegs gaan. Hoewel je van tevoren weet dat het parcours over heuvelachtig terrein loopt, is het toch een rare gewaarwording als blijkt dat al meteen na het vertrek dit ook echt waar blijkt te zijn. Niet onoverkomelijk, maar toch. Nu was het zaak om ergens bij andere collega-fietsers aansluiting te vinden, want ik wist dat ik van A (Valkenburg) naar B (Morzine) moest, maar de dagelijkse route had ik op een papiertje meegekregen en zou ik steeds bij de hand moeten houden om de juiste weg te vinden. Een kaartroller of een navigatiesysteem op de fiets ware dan ook handig geweest. Aangezien ik dat niet had, moest ik er iets anders op zien te vinden. Het lag voor de hand dat ik zou aansluiten bij een groep die een dergelijke voorziening (of allebei) bij zich had.
Groepsvorming
Tijdens het eerste gedeelte van de rit werd er onderling volop gebabbeld. Ik bleek toen al steeds langs dezelfde renner (Jo) te rijden Zoals dat in aanvang gaat, werd eerst geïnformeerd naar de zogenaamde NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats). Bij het horen van mijn woonplaats ontstond een klik aangezien een vriendin van hem iemand kende uit mijn woonplaats. Toen ik zelfs met naam en toenaam die persoon kon duiden, was het ijs helemaal gebroken. De afspraak werd gemaakt dat we elkaar zouden helpen als we onderweg met pech of ander malheur zouden komen te staan. Kort na deze kennismaking meldde Tonnie zich, een van de ploegmaten van Jo. Omdat die er al bij voorbaat van uitgingen dat hun capaciteiten, vooral bergopwaarts, nogal uiteen zouden liggen, Tonnie het een goed idee dat Jo een (nieuwe) maat had gevonden. Uiteindelijk bleek dat Tonnie ook een bekende mee had gebracht. Dat was Siebe. Met Siebe had hij al vele meerdaagse tochten gereden en fietsvakanties doorgebracht. Zo ontstond een groep van vier man, hetgeen goed uitkwam aangezien op de eerste finishplaats een kamer voor vier personen klaarstond. Tijdens de eerste rit bleken de capaciteiten van Jo en mij redelijk goed bij elkaar te passen. En in plaats van ver voor ons uit te fietsen, bleven ook Tonnie en Siebe bij ons in de buurt. Halverwege de rit, aan het einde van een lange klim, voegde zich daar ook nog één van de twee deelnemende dames bij, Monique. En wat bleek: Monique had een kaartroller! Onze groep was compleet.
Die eerste rit voerde van Valkenburg naar Eisenborn in Luxemburg en ging voor een groot gedeelte over het ‘omgekeerde’ parcours van de zeer populaire toertocht ‘Diekirch – Valkenwaard’. Die tocht heb ik al negen maal gereden. Het was dan ook een prachtige ervaring om dat parcours in tegengestelde richting te rijden. Ik heb regelmatig achterstevoren op mijn fiets gezeten om het parcours te herkennen. Ook was het een rare gewaarwording om alle afdalingen die je tijdens Diekirch-Valkenswaard hebt, nu als beklimming te moeten doen. Naast het feit dat het een schitterend parcours is, werd door menigeen beaamd dat het ook zeer zwaar was. Doseren was dan ook het devies.
Moe maar zeker voldaan brachten we de nacht door in de jeugdherberg waar de calorieën eerst goed werden aangevuld maar waar we zeker ook op tijd naar bed gingen. De volgende dag moesten we weer vroeg aan de bak.
Het ochtendritueel van de volgende dagen
Zoals alle dagen het geval zou zijn, ging om kwart over zes de wekker. En telkens ontspon zich hetzelfde ritueel: wakker worden, goede morgen, naar de wc, naar de douche, kleding zoeken voor die dag, koffers klaar voor onderweg en eindpunt, nog even op bed, naar beneden voor het ontbijt, goed eten, kamer nogmaals nakijken, sleutel inleveren, fiets pakken en vertrekken.
Het moet gezegd worden dat al deze activiteiten in betrekkelijke rust konden plaatsvinden omdat je ervan uit kon gaan dat alles goed geregeld was. De organisatie had er alles aan gedaan om het ons naar de zin te maken. Karel en Herman vatten dat samen in de bondige uitspraak: “Het is jullie feestje!”. Dat werd door hen niet alleen zo gezegd, maar ook in de praktijk gebracht. Heren bedankt.
Een ander ritueel dat onze groep zich zeer snel eigen had gemaakt, was het onderweg zoeken van een goede gelegenheid om ergens koffie te gaan drinken (bedoeld wordt uiteraard koffie met gebak). Goed voor het aanvullen van de vocht- en caloriehuishouding en ook goed voor het groepsproces en soms ook nog goed voor je Frans.
De wind
Na de eerste rit volgden twee ritten waarin het terrein meer glooiend was. Op zich geen probleem, maar wat zich op de eerste dag al aankondigde, bleek gedurende de volledige vijf dagen erg standvastig te zijn, namelijk de zeer straffe wind (4 tot 5) op kop. Je kon dus het beste met meerdere renners(sters) zijn om kop over kop te rijden. In een zeer goede verstandhouding werden deze ritten door onze groep volbracht. Ook tijdens deze ritten konden we, mede dankzij het goede weer, genieten van een zeer mooi decor. Uiteindelijk reden we van Luxemburg naar de Ballon d’ Alsace alwaar boven op de top ons hotel lag. Een pittige klim van 9 km was een waardig slot van de eerste drie dagen.
Klimmen
Ik heb al gezegd dat ik geen klimmer ben. Voor het klimmen had ik dan ook vooraf de meeste schrik. Naast het doel om de PTdF uit te rijden, had ik voor mezelf als tussendoel gesteld om goed boven op de Ballon te komen. Dat was mijn eerste echte langere klim. Dat doel heb ik gehaald en dat stemde me zeer tevreden. In mijn achterhoofd bleef echter meespelen dat er nog steeds twee ritten gereden moesten worden met daarin nog de meeste hoogtemeters. Voorzichtigheid was dan ook geboden.
Naast het feit dat Tonnie in alle beklimmingen soeverein was (van ons groepje dan, en misschien wel van allemaal) was het goed om te zien dat we allemaal kort na elkaar boven op de Ballon arriveerden, ieder in zijn of haar eigen tempo. De eerste inschatting dat we goed aan elkaar waren gewaagd, was dus een goede. Na van een prima maaltijd te hebben genoten en onder het genot van een glaasje nog wat te hebben nagepraat, was het ook deze keer vroeg bedtijd. Van slapen zou echter niet zoveel komen.
Hondenweer
Die nacht werd het, zoals gebruikelijk, donker. Dat het dat ‘s morgens ook zou blijven, wisten we toen nog niet. Gedurende de nacht was het gaan waaien en niet zo zachtjes ook. Daarbij kwam dan nog eens de regen die van tijd tot tijd overging in hagel. Dit ging de hele nacht door. Bij het opstaan had ik nog het idee dat het nacht was. Ik kon mijn ogen bijna niet geloven toen ik door het kleine dakraampje naar buiten keek; inderdaad, het leek nog wel nacht. Toen mijn ogen eenmaal gewend waren aan de donkerte, bleek dat het zeer mistig was buiten. Door de harde wind joegen de mistbanken langs het hotel. Gelukkig was het opgehouden met regenen en zowaar viel er een droog plekje te bespeuren op het wegdek. Zou het dan toch nog goed komen? Het zou toch nog even duren vooraleer we op pad moesten.
Nadat het gebruikelijke ritueel was afgewerkt, moest het er dan toch van komen. Herman en Karel deden hun uiterste best om iedereen te waarschuwen voor de afdaling die er nu gevaarlijk bij lag. De veiligheidshesjes die we bij aanvang van hen hadden meegekregen, kwamen nu goed van pas. Niemand die eraan twijfelde om ze aan te doen.
De afdaling
Onze groep vertrok als laatste. Het weerbeeld was op zich niet veel veranderd, maar het was nog steeds niet gaan regenen. Toen we onze fietsen in gang wilden trappen, waaide het echter zo hard dat ik het gevoel had dat mijn fiets onder mijn kont vandaan geblazen werd. Aan het wolkendek was goed de begrenzing te zien van het goede en slechte weer. Ik kreeg het gevoel dat alles wel goed zou komen. Nadat we nog geen honderd meter gefietst hadden, priemde de zon even door het wolkendek, waardoor het totaal een apocalyptische sfeer kreeg. Met de nodige voorzichtigheid werd de afdaling aangevat. We bleven redelijk dicht bij elkaar voor het geval er iets mocht gebeuren. Onderweg lagen er veel afgewaaide takken en bladeren op de weg. Het grootste gedeelte van de afdaling reed ik dan ook met niet alleen mijn remmen dichtgeknepen. Alles leek goed te gaan totdat het halverwege begon te regenen en niet zo zachtjes ook. Als we nog niet nat waren, dan werden we het toen. Nog meer voorzichtigheid was geboden. Wat is een afdaling in degelijke omstandigheden vermoeiend. Gelukkig werd het dal zonder kleerscheuren bereikt en dat gold voor elke deelnemer(ster). En raar of niet, eenmaal beneden hield het op met regenen en in het verdere verloop van de PTdF is er ook geen regen meer gevallen. Het bleef dus bij de afdaling van de Ballon d’ Alsace.
Zadelpijn
Als gevolg van de inspanningen van de vorige dagen kreeg ik op het einde van de derde dag steeds meer last van zadelpijn. Dat was een nieuw fenomeen voor mij. Ik was daar dan ook in het geheel niet op voorbereid en had dus niets bij me om dat te verzachten of te genezen. Ik ging er toen nog van uit dat het met een goede nachtrust wel weer voor het grootste gedeelte zou overgaan. Niet dus. Via via kwam ik in contact met een begeleider van een wielrenner die ook aanwezig was in ons hotel die dag. Van hem mocht ik een speciale zalf gebruiken. Hiermee zal wel een herstel op gang zijn gebracht maar de volgende dagen merkte ik daar niets van. Het werd alleen maar erger. Tijdens de vierde rit moest ik steeds vaker uit het zadel en verzon ik allerlei posities op de fiets om mijn zitvlak zoveel mogelijk te ontzien. Het was telkens een crime om goed op het zadel te gaan zitten; met nog 150 km te rijden die dag geen prettig vooruitzicht. Ik heb dan meerdere malen gedacht om de laatste rit niet meer te rijden. Als ik dat wel zou doen zou dat wellicht meer kapot maken dan me lief zou zijn. Die gedachte probeerde ik dan wel zo snel mogelijk weg te drukken. Dat lukte ook wel dankzij mijn ploegmaten en het feit dat er tegen de wind in flink gewerkt moest worden waardoor ik minder aan de pijn dacht.
Aan het einde van de vierde rit, die in Pontalier (startplaats van een etappe van de Tour de France) eindigde, moest nog een zeer pittige klim van zo’n 4 km worden overwonnen. Merkwaardig genoeg had ik tijdens die beklimming weinig last van mijn zitvlak. Eenmaal in Pontalier aangekomen, kon de verzorging weer plaatsvinden en mede dankzij de babyzalf die Monique bij zich had, was ik klaar voor de laatste etappe.
De laatste etappe
Die dag zou de punt van Zwitserland, rond het meer van Genève (Lausanne en Montreux,) worden doorkruist om in Frankrijk (Morzine) te finishen. Ondanks het feit dat mijn zitvlakproblemen aanhielden, werd dit een dag om nooit meer te vergeten. Schitterend weer en ongelooflijk helder die dag. Toen we langs de boorden van het meer reden, was het alsof we de overkant konden aanraken. Van de vissers die daar zaten te vissen, kon je bij wijze van spreken zien wat voor soort vis ze aan de haak hadden geslagen. Dit alles tegen het decor van de Alpenreuzen die voor je opdoemen en het plaatje is compleet. “Je hebt hier het idee dat het leven echt wel goed is” aldus Pierre, een medefietser die al zeven keer eerder deze PTdF (alle edities) heeft gereden.
Dat niet alles even liefelijk bleef, zou uit het tweede gedeelte van die etappe blijken. De beklimming van de Pas de Morgins (16 km) gevolgd door de Col de Corbier (6 km) maakte weer duidelijk dat we de PTdF aan het rijden waren. Na de Col de Corbier volgde nog de afdaling naar Morzine … ten minste dat dachten we. Dankzij een omleiding kwamen we uit op 12 km voor Morzine met in ons hoofd dat we nog steeds aan een afdaling bezig waren. Toen het al vrij snel weer bergopwaarts liep, verloor menigeen de moraal. Die laatste kilometers bleven dan ook maar duren en toen na het passeren van het bordje Morzine nog een klim van 1,5 km moest worden bedwongen, was de maat helemaal vol. Om ongeveer 18.30 uur arriveerden we bij ons hotel. Wie heeft er dan nog zin in de voorgestelde beklimming van de Joux Plane? Ik in elk geval niet …
Slot
De aankomst in Morzine was voor mij, en ook voor mijn medeploegmaten, best wel een emotionele gebeurtenis. Het gestelde doel was zonder onoverkomelijke problemen bereikt en dat mocht gevierd worden. Nadat het tapbier op was en er ook niet meer de goede glazen voor de Pelforth (Frans bier) gevonden konden worden, was het tijd om te gaan slapen. Zonder de druk van het fietsen de volgende dag, was het slapen dit keer geen probleem.
Voor de terugreis met de bus werden de fietsen ingepakt en in de daarvoor bestemde aanhanger geladen. Die laatste dag (zaterdag) zouden we twaalf uur in de bus zitten om weer in Valkenburg terug te keren. Na afscheid van iedereen te hebben genomen, was ik zeer blij dat mijn vrouw me kwam ophalen en ik ’s avonds, moe maar voldaan, weer in mijn eigen bed kon slapen. Pas in de dagen die daarop volgden, werd me duidelijk welk een inspanning ik had geleverd. De vermoeidheid is nog dagen voelbaar gebleven. Inmiddels is die wel voorbij, het werk hervat, de zitvlakproblemen zijn gelukkig weer verleden tijd en de eerste nieuwe kilometers zitten er alweer op. Wat zal de volgende uitdaging zijn….?